Alweer een rondje Frankrijk – 14

Er staat een rijtje wielrenners voor me. Limlanders. Het accent is onmiskenbaar. In militaire dienst hadden we ook jongens die onder elkaar zo praatten. Geen touw aan vast te knopen. Opschieten doet het niet. Ik heb een blad met een stukje vlaai en een jus d’orange. Meer niet. Uitgebreid lunchen hoef ik niet. De Limlanders willen allemaal pasta en dat moet even worden klaargemaakt. Ze hebben grote lol onder elkaar. Ik sta wortel te schieten. Er valt een ruim gat bij meneer kassa en ik besluit om de Limlanders heen te lopen. Alleen een stukkie vlaai en een juutje. Hoe moeilijk kan het zijn? Nou, heel moeilijk. “Waarom ga jij er tussen staan m’n jongen?”, zegt een van de Limlanders. Bij meneer kassa blijkt nog een Limbo te staan. Niet gezien. “Afrekenen”, antwoord ik. “Dat kan niet”. De manier waarop ie het zegt zorgt ervoor dat ik de kolere in krijg. Ik negeer Limbo en loop naar meneer kassa. “Alles van de fietsers moet op één bon”, zegt opa kassa. Ik snap het. Zijn systeem raakt van slag. “Achteraan aansluiten!”, roept opa. Ik raak ook van slag. Achteraan aansluiten? Opzouten! Zeikteil! Mooi niet! En dan houd ik het blad iets te schuin en pleurt m’n juutje op de grond. “Monsieur!”, roept opa kassa. Maar hij houdt meteen z’n mond want hij ziet aan m’n gezicht dat ie het risico loopt de kassalade achter in z’n huig gewrot te krijgen. En dat is echt een uitdaging want een flink lade. De jus op de grond interesseert me geen reet. Ik laat het voor wat het is, pak het stukkie vlaai en loop naar de tafel met m’n reisgenoten. Als opa z’n geld wil komt ie het maar halen. De jus mag ie in z’n kanaal schuiven. Ik werk de vlaai naar binnen. Het smaakt naar karton. Dat ook nog. Niemand komt me om geld vragen. De Limbo’s houden zich gedeist. Verstandig. Waar dit gebeurt? Boven op de Grand Ballon. De hoogste pukkel in de Vogezen. In het restaurant wat daar staat. Het is voor mij bekend terrein. M’n voormalige motormaten en ik hebben vele malen hier rondgereden. Prachtige omgeving!

Maar vandaag vallen de Vogezen niet mee. Want druk. Zaterdag. Een of ander fietsevenement. Met bossen komen ze de pukkel omlaag gereden, met z’n vieren naast elkaar. En weer omhoog. Listig, als je op de brommer met ruim negentig op de klok omhoog blaast. En dus doen we het pianissimo. We willen geen ongelukken. Dat juutje op de grond telt niet mee.

Vanochtend rond de klok van negen zijn we vertrokken vanuit Morteau, in de Jura. Binnendoor rijden we terug naar Kleine Piet, het gehucht La Petite Pierre in de Noord-Vogezen. Hetzelfde punt en hotel van waar we twee weken geleden op zondag vertrokken voor het Grote Avontuur. Over de rit valt niet veel te melden. Een herhaling van gisteren, voornamelijk. Zelfde soort omgeving. Het weer zit opnieuw mee. Zon en warm. Tot een uur of twee rijd ik met een groep van zeven reisgenoten mee. Maurice voorop. Met een leuk tempo. En Kawasaki-Eric in zijn kielzog. Want Eric wil leren sturen. Met Maurice er voor komt dat helemaal goed. Stoppen voor koffie, voor een fotootje, voor een praatje. Gezellig. Dan moet ik tanken en meldt het aan Maurice. De groep strijkt neer bij een restaurantje voor koffie. Ik rijd door voor de gemelde tankbeurt. En vanaf daar rijd ik op eigen gelegenheid verder, na eerst m’n warme Goretex-pak verwisseld te hebben voor wat luchtigers. Tegen half vijf rijd ik Kleine Piet binnen. Het hotel staat er nog. Douchen, stukkie tikken. Diner. En nog een gezellige avond. Op moment van schrijven is het ronduit heet. Tegen de dertig graden.

Het grote avontuur zit erop. Morgen naar huis. En dat duurt nog even want nog zo’n vijfhonderd kilometer rijden. Het zou leuk zijn als ook dat nog even droog kan. Morgen dus het laatste deel van dit reisverslag.

Alle berichten Rondje Alpen met MoorMotor

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.