Rondje Duitsland – dag 2

Heb je even? Want vandaag was weer bijzonder en daarom is dit een stevig verhaal. De jongens weten dat ik blog. Ze sparen kosten noch moeite om in het stuk te komen. En jazeker, het lukt ze.

Ontbijt, afrekenen, opladen en rijden. Het is grijs weer maar het is droog en de temperatuur is heerlijk. Ik ga met de route voorop. Boppard in. De TomTom wil ons in Boppard over het water hebben. Daar aangekomen, geen brug. Huh? En nu? “Er is een pontje”, zegt Rob. Oh. “Waar dan?”, vraag ik. Ik kijk nog eens goed maar zie niks wat op een pont lijkt. Of zou het ding onder een wilgentak verstopt zitten? “Ik heb geen zin in een pont”, zegt Cor, mijn broer. Er volgt geen nadere uitleg. “Ik heb een oplossing”, zegt Cor. Cor heeft met zijn Garmin zitten spelen en het apparaat heeft iets bedacht. Het heet een brug. Een vernuftig ding over het water. We rijden Cor achterna. Eénentwintig kilometer naar Koblenz, daar de brug over en dan éénentwintig kilometer terug aan de andere kant. Tsja. Maar we komen om te rijden en rijden doen we. Niet zeiken. We hebben een plan, maar plannen maak je alleen zodat je iets hebt om vanaf te kunnen wijken. We zitten er niet mee. En inderdaad, na pakweg een half uur pikken we de originele route weer op. En het valt niet tegen. We komen mooie stukken tegen waarop leuk te gummen valt. En we zijn niet de enigen. Hele kluwen motorrijders komen ons tegemoet. Populair hier, dat brommeren.

Heuvels, dalen, bossen, dorpjes, slingerwegen. En het wordt steeds zonniger en warmer. Lekker. Anderhalf uur later. Dalen, heuvels, slingerwegen, dorpjes. Gaaaap. En ik gaap nog een keer. Dan zet ik ergens in de middle of nowhere de brommer langs de kant. “Wat is er?”, vraagt Cor. “Niks, eigenlijk. Maar ik vind het een tikkie eentonig”, antwoord ik. De rest denkt er net zo over blijkt al snel. “Wat is dat in je band?” vraagt Rob ineens. Ik kijk. Een mooie spijker in mijn achterband glimt me tegemoet. Dubbelgevouwen en in het rubber geperst. We smeren er wat spuug op. Geen luchtbellen. “Er komt geen lucht uit”, merkt Rob op. En ik merk ook niks met rijden. We besluiten om er niks aan te doen. Als ik het ding eruit peuter heb ik waarschijnlijk wél een lek en moet ik gaan proppen. Geen zin in. Bovendien, op souvenirs moet je zuinig zijn. Geen idee hoe lang die spijker daar al zit. Misschien wel vanuit Catalonië. Ik houd het verder in de gaten met een bandenspanningsmeter die ik altijd bij me heb. Proppen kan altijd nog.

De route laten we even los. Op Cor’s Garmin en een landkaart kiezen we een stad op vijftig kilometer richting het oosten en we willen er vlot heen. De navigateurs maken er wat moois van. Een brede B-zoveel met drie rijstroken met lange bochten waar we met honderdvijftig in het uur doorheen stuffen. We vinden het leuk. Dan lunch. We kiezen daarna een nieuwe stad nog verder naar het oosten, Marburg, en het spel herhaalt zich. Vijftien kilometer onder Marburg zijn we ineens Rob kwijt. Cor en ik draaien de brommers en we rijden terug. Op een zijweg van een rotonde staat Rob moeilijk naar zijn brommer te kijken. “Sputteren en snel daarna helemaal niks meer. Alles dood. Geen stroom”, antwoord Rob op onze vraag. Rob heeft als docent autotechniek zijn sporen in dit vak verdient en hij gaat slagvaardig aan het werk met testen en zekeringen. Al snel is de conclusie: “Of de accu is kaduuk of de dynamo”. Juist. Een accu valt nog wel te organiseren maar een dynamo is een serieus dingetje. Cor en Fred besluiten om gezamenlijk een hotel in de buurt te zoeken. Ik blijf bij Rob voor de morele ondersteuning, voor zover nodig. Rob belt de ANWB en legt uit wat onze exacte lokatie is, ik help een handje met de TomTom die vertelt waar we precies staan. Het is inmiddels ronduit heet, we staan in de volle zon en nergens schaduw. Het zweet gutst door mijn bilnaad. De ANWB belt de ADAC. Cor komt terug en heeft een hotel geboekt op twee kilometer afstand. Een ADAC auto arriveert hooguit een kwartier later en de man, een aardige vent, gaat aan de slag met Rob’s hulp. Met een dikke accu krijgt meneer ADAC de motor aan de praat. Dan meet ADAC de laadstroom: negen volt maximaal en dus is het enige logische verdict: een kapotte dynamo. Gadver. Einde oefening. Meneer ADAC laad Rob’s accu op zodat hij in ieder geval eventjes kan rijden. We vertrekken richting hotel waar we nog geen vijf minuten later arriveren. Een bejaardenhut. Het is zondag en de middag loopt op zijn eind. De bejaarden gaan naar huis, het hotel stroomt leeg. Er is nu eventjes geen kok, dus geen restaurant, zo wordt ons gemeld. Voor vier leeggezweten motorrijders op leeftijd laat je natuurlijk geen kok opdraven. Gelukkig is er een restaurant onderin het dorp. We lopen erheen en prikken een uitstekend vorkje.

En nu? Geen idee. Op het moment van schrijven is het zondagavond laat. Er blijkt een Yamaha motordealer in het dorp te zitten. Misschien dat dat enig perspectief biedt. Morgen gaat Rob de ANWB bellen en bekijken we de opties. Dan zien we verder.

Alle berichten Rondje Duitsland

DuitslandRondje (4) (Large) Dag3 (2) (Large)

1 reactie

  1. ARK schreef:

    Mooie verhalen!
    Jammer dat ik er geen input meer op heb maar ik heb mijn best gedaan geloof ik!
    We maken het van de week op gepaste wijze af in Luxemburg! Proost Ron neem een Jagermeister (of drie) van me!
    Tot van de week! 🙂

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.