Doorgeschoten renovatie: Zollverein

Prachtig weer, even geen plannen, en toen bedacht ik om even de Zeche Zollverein mijn te bezoeken. Het ding ligt in Essen, in het Duitse Rührgebied. Ooit de grootste en modernste kolenmijn van Europa, in 1986 gesloten en nu al jaren een monument, beschermd door Unesco. Vanaf Rotterdam is het tweehonderd kilometer rijden. Op de KTM heb ik er ongeveer anderhalf uur voor nodig. Een retesaaie weg want voornamelijk één rechte streep. Eenmaal over de grens is de autobahn goeddeels verlaten wat maakt dat ik lekker kan doorbonken. In Essen aangekomen is de mijn snel gevonden. Grote ruime overwegend lege parkeerterreinen. De motor neerzetten, helm in de zijkoffer en snel wat luchtigers aantrekken. Het is namelijk nogal warm. Via de hoofdingang kan ik het terrein op. De bewaker in het toegangshokje kijkt verveelt voor zich uit. “Bonjour”, zeg ik opgewekt. Stom. “Gütentag”, krijg ik terug. De man verblikt of verbloost niet. Duitsers maken geen grappen. Toegang is gratis.

Dat terrein is groot. En dan bedoel ik groot. Serieus groot. Kolere. Je kunt het beter “gebied” noemen. Het is allemaal te belopen maar dan ben je best even bezig. Ik tref er weinig mensen. Die zullen met dit hete weer wel allemaal in het zwembad liggen schat ik. Of op vakantie zijn. Kan ook. Hoe dan ook, ik heb de ruimte. En wat dan tegenvalt: de boel is opgeruimd. Heel erg opgeruimd. Veel te opgeruimd. In mijn optiek zijn die Duitsers doorgeschoten in hun renovatiewoede. Deutsche gründlichkeit. Jawohl. Wat nog overeind staat zijn voornamelijk de strakke, zeer strakke dozen gebouwen zoals die destijds door de architecten Fritz Schupp en Martin Kremmer zijn neergezet. Die jongens hadden een vooruitziende blik. De boel dateert uit 1932 maar het zou zo gisteren neergezet kunnen zijn. De gebouwen ogen uiterst modern. Mooi? Da’s een kwestie van smaak. Ik vind het voornamelijk saai. De ontelbare treinrails die overal ligt is ingepakt met beton en bestrating. Je herkent het nauwelijks nog als rails. De meeste staalconstructies, het moeten er vele geweest zijn, zijn verdwenen. Alleen de grootste constructies zijn blijven staan maar afgeschermd met groot, degelijk hekwerk. De trappen zijn allemaal verwijderd of geblokkeerd. Stel je voor dat ome Jaap naar de eerste verdieping zou zijn gelopen en dan zou zijn uitgegleden. Of zoiets. Tsja. Uitsluiten kan je dat risico natuurlijk niet, tenzij je gewoon de boel afsluit. En dat is precies wat ze gedaan hebben. Overal. Jammer. Met gangbare trappen zou het zoveel leuker zijn geweest. Maar niet in deze temperatuur. Dat dan weer niet.

Valt er dan helemaal niets meer te genieten? Toch wel. De staalconstructies die nog overeind staan zijn gigantisch en daarom zeer indrukwekkend. En met een prettige zoomlens op de camera kom je een heel eind. Ik vermaak me prima. Het ook aanwezige Rührmuseum, een kolossaal gebouw waarvoor nu wèl een kaartje nodig is, laat ik voor wat het is. Na een ruime twee uur draai ik er een punt aan en begeef me terug naar huis. De KTM staat nog zoals ik hem achtergelaten heb. Nette mensen, die Duitsers. In mijn doorwaaijasje rijd ik naar huis. Opnieuw een saaie want dezelfde rit.

Hieronder wat foto’s die ik in de meeste gevallen nogal bewerkt heb. Gewoon, omdat het kan. En omdat ik dat leuk vind. Een kwestie van smaak. En daarover valt niet te twisten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.