Pyreneeën. Ja, alweer! 03 – Na regen komt zonneschijn
Maandag 17 juni. We zijn toch prettig de nacht doorgekomen in Alva’s kasteel. Opladen is snel gebeurd en als we rond half negen de straat uitdraaien begin ik, als voorrijder, de rit door tegen het verkeer in te rijden. Het bord was me niet opgevallen. Een sympathieke Fransman maakt mij toeterend attent op mijn manoeuvre. Daarna komt het goed. Vijf minuten later valt mijn oog op een luxe Boulangerie. Ontbijt! Vanaf de linkerrijstrook zwiep ik de motor het parkeerterrein op. Een sympathieke Fransman, die achterop komt, maakt mij toeterend attent op mijn manoeuvre. Ook dit komt goed. Ik ben goed bezig. Chocoladecroissants en koffie, daar zijn de Fransen dan weer goed in. En dan vangen we toch eindelijk de rit aan.
Die voert ons naar Perpignan, door het binnenland. Driehonderdvijfenzeventig kilometers. De eerste twee uur zijn saai. We zien de lucht dichttrekken. Dat ook. Tegen twaalven ontdekken we naast een rotonde een superstrakke, moderne Boulangerie en we besluiten om toch weer even binnen te kijken. Voor een lunch. De Boulangerie heeft stokbroden, vanzelfsprekend, maar die kale dingen vinden we ongezellig. Thuis… prima, maar nu? De taartjes zien er een stuk prettiger uit. De mensen achter de counter hebben wel lol om die motorrijders uit Allemagne. Zeggen ze. Merken we. We helpen ze snel uit de droom. Niks Allemagne. Pays-Bays! Europapa en zo. Als die Joost Klein tenminste geen ruzie had gemaakt. We werken de taartjes weg aan een tafeltje dat buiten staat en we voelen ineens spetters. Miezer. Gedver. Als we weer op pad gaan worden de wegen ronduit schitterend. Tientallen kilometers bochten slingeren door het landschap dat ook nog eens prettig is om naar te kijken. Alleen gooit het weer roet in het eten. De miezer wordt regen. Bah. Het komt niet met bakken omlaag maar het is genoeg om nat te worden. Koud is het niet en ik houd het bij mijn Goretexpak dat ik al dagen aan heb. Overdag dan. ‘s-Avonds trek ik het spul uit. Dat pak voldoet goed. Maar op zeker moment besluiten de mannen toch om bij een kruispunt langs de kant van de weg de regenpakken aan te sjorren. Vloekend en tierend wurmen ze zich in het waterdichte spul. Het is volkomen begrijpelijk maar desalniettemin kijk ik het geamuseerd aan. Op datzelfde kruispunt, langs een prachtige slingerweg in the middle of nowhere, staat in de berm een paaltje met een motorhelm erop en een motorband ervoor. En een boeketje bloemen erbij. We denken er even over na. De reden van het gedenkteken is zonneklaar. Tsja.
De slingerwegen zijn grotendeels opnieuw geasfalteerd en ondanks de nattigheid weten we er prima raad mee. Het is best opmerkelijk wat moderne motorbanden aankunnen tegenwoordig. Nee, we houden het beschaafd. Dat paaltje met die helm gaat natuurlijk tussen de oren zitten. En dat is goed. In een dorpje rijden we tegen een Route Barrée aan. De wegwerker vertelt ons dat we er best omheen kunnen. Dat doen we. Aan de andere kant staan een paar paaltjes. Twijfels, kunnen we er tussendoor of niet? JanPaul rijdt toevallig voorop en hij besluit: beter even de stoep op. Dat blijkt een dingetje. De stoep is best hoog. JP krijgt het bij de vijfde poging voor elkaar met een forse dot gas en moet dan snel in de remmen om te voorkomen dat de dikke BMW in de muur ernaast terecht komt. Het loopt goed af. Dennis achter mij ligt in een deuk. “We kunnen er toch wel tussendoor?” hoor ik hem zeggen via de intercom. Jawel, Steven en ik wel, op onze afgetrainde KTM’s. Dennis als laatste ook maar zijn koffers schaven de paaltjes. Dennis zit er niet mee, Stoer.
Weer een uur verder voelen we de behoefte om even te pauzeren. Maar een beetje prettige plek om de brommers te parkeren zien we niet zo snel. De miezer is even opgehouden. Dat komt goed uit. Steven rijdt voorop en ziet een inham, of uitrit, waar we even kunnen stoppen. Hij stuurt het gat in, een grindpad, draait terug, zet de motor neer en stapt af. Wij doen hetzelfde. Dan stoot Dennis me aan. Of ik de dame gezien heb? Dame? Welke dame? Ik let nooit op dames. Dennis maakt me attent op een dame op een stoeltje onder een boom. Een geel jack hangt over een paaltje in de berm van de weg. Steven legt me uit dat het een dame van lichte zeden is. Oh? Ik leer weer wat. De jonge honden onder ons hebben ook overal verstand van. De dame is druk met haar telefoon. We besluiten om haar verder te negeren. Zij doet hetzelfde met de motorrijders uit Pays-Bas. Ik pieker over haar verdienmodel en ik snap er geen lor van. De kerels die blijkbaar haar clientèle vormen, die snap ik trouwens ook niet. Als ik de dame even snel bekijk concludeer ik: beter dat Goretexpak aanhouden.
Nog een uurtje en we bereiken Perpignan. En als we daar dichter in de buurt komen, over de tolweg, gebeurd er iets eigenaardigs. De lucht wordt lichter, nog lichter, er komt iets blauws doorheen en vijf minuten later rijden we in de volle zon en is het met zevenentwintig graden ineens ronduit heet. Buitengewoon. Steven navigeert ons naar het geboekte hotel. We checken in, gooien de spullen op de kamer en zoeken het zwembad op. Het is half vijf in de middag. Job done.