#18 – Een ander eiland in Denemarken

Zaterdag 24 juni. Half negen rijd ik de camping af. Het doel is een camping naar het westen. Op het Deense eiland Fyn. Driehonderddertig kilometer rijden. De afstand komt voornamelijk omdat ik het eiland Sjaelland (waar ik nu verblijf) ongeveer rond rijdt, dan het kleinere eiland Lolland (what’s in a name), dan een ferry naar eiland Langeland en dan via bruggen naar eiland Fyn dat ik door het binnenland van zuid naar noord ga rijden. Het weer: opnieuw blauwe lucht en een graad of twintig. Perfect motorweer. Alweer. Je hoort mij niet klagen.

Eerst maar even langs de Spar. Iets regelen wat op ontbijt lijkt. Dat worden twee koffiebroodjes en een pakje jus d’orange. Hemels. Ik neem ook opnieuw een paar eieren mee en een pak melk. Oh ja, en zoetjes. Eerder had ik een doosje Canderel gekocht maar de ontwerper van dat doosje wil ik graag even spreken. Wat een gekloot! De koffiebroodjes werk ik staande op de parkeerplaats naar binnen. Dan ben ik daar meteen vanaf. Dan rijden.

Eerder schreef ik over het Deense landschap. Dat is twee dagen later niet gewijzigd. Gewoon erg mooi. Vooral ook omdat de zon schijnt. Het lijkt sterk op Nederland. Als je tenminste de Randstad even buiten beschouwing laat. Ik heb de route vooral veel over kleine binnenwegen gelegd waardoor ik veel dorpjes en gehuchtjes passeer. Soms een grotere plaats. Ik mag ook door veel bossen. Het is heerlijk rijden. Alleen schiet het niet op natuurlijk. Tachtig per uur is hard. Vaak ook rijd ik niet veel harder dan zestig of zeventig in het uur. Daarmee ben ik over het algemeen wel sneller dan de Denen zelf. Die hebben geen flauw idee waar het gaspedaal zit. Dat rustige gangetje geeft me wel ruim de tijd om om me heen te kijken. Da’s prettig. Wat ook opvalt: vrijwel nergens cafeetjes of restaurantjes. Of ik kijk niet goed.

Rond elf uur heb ik zin in koffie. De enige plek waar ik dat vind is in een groot pompstation. Bij de koffieautomaat zoek ik naar een betaalmanier. Niet te vinden. Naar de kassa en even vragen. In slecht Engels hoor ik dat ik gewoon eerst moet tappen en dan daarna afrekenen bij de kassa. Prima. Tappen dus. Terug naar de koffiecounter. Als ik tenminste mijn voeten kan verplaatsen want die plakken aan de vloer vast. Drie soorten koffiebekers. Groot, nog groter en emmer. Ik ga voor groot. Dan kan ik kiezen uit acht soort bonenkoffie. Ik ga voor Americano. Dan moet ik kiezen voor Small of Large. In het Deens maar ik snap wat er staat. Ik kies Small. Er komt koffie. Als de beker gevuld is, haast tot aan de rand, sta ik met verbazing naar de beker te kijken. Ik schat: een derde liter koffie. Een grote koffie is dan… een liter? Wie drinkt in godesnaam zoveel koffie? Naar de kassa en afrekenen. “This is small?” zeg ik met een grote grijns. “Yes sir”. Ik loop met de emmer naar buiten, dat wil zeggen, ik doe pogingen daartoe want het is lastig om mijn schoenen los te krijgen. De vloer plakt. Nog steeds.

Tegen enen mag ik weer met een ferry mee. Vind ik leuk. De boot ligt er al als ik aankom. Vlug een kaartje fiksen, dan zoek ik als motorrijder een lege baan op waardoor ik vooraan sta. Geen idee of dit is toegestaan. Maar als de boom opengaat krijg ik een seintje dat ik moet oprijden. Ik begin het systeem door te krijgen. Motorrijders als eerste, vooraan en op een eigen strook. Top. Als de boot geladen is valt me op dat iedereen uitstapt en verdwijnt. Waarheen dan? Ik er achteraan. Een trap omhoog. Ik kom in een restaurant terecht. Poeheee. Die boot is groot! Uit het gedrag van de Denen begrijp ik dat dit geen oversteek van vijf minuten is. Velen bestellen een maaltijd. Ik houd het bij een broodje kip/gezond met een pakje melk. Ik heb de tijd niet bijgehouden maar een half uur varen?

Ik doorkruis eiland Fyn en vind de camping. In eerste instantie twijfel ik. Een camping? Hier? Ik rijd op een vierbaans snelweg. Soort van. Een bordje geeft de camping aan die er pal naast ligt? Euhhh… Toch maar naar binnen. Maar het klopt. Een erg leuk pittoresk meertje met een leuke, knusse camping, met een soort van snelweg honderd meter ernaast. Volledig afgeschermd door bos, bomen en struiken. De receptioniste spreekt vloeiend Nederlands. Aardige vrouw. Jawel, tentje is prima. Ze wijst me een plekje toe op een kaartje en ik krijg een enorme berg instructies mee die het ene oor in vliegen en het andere weer uit. Er staan nog veel meer Nederlanders op de camping. Als ik op de motor het terrein oprijd en mijn plekje vind word ik inderdaad meteen door verschillende Nederlanders welkom geheten. Leuk. Eerst babbelen met de buren voordat ik aan de slag ga. Die willen weten waar ik vandaan kom. Ik vertel. Nee, dat ga ik hier niet herhalen. Lees daarvoor alle vorige blogs.

Die snelweg is toch wel een dingetje. Terwijl ik dit stukje schrijf hoor ik in de verte het verkeer voorbij komen. Oorproppen gaan uitkomst bieden. En morgenochtend vertrek ik weer. Richting Duitsland.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.