Rüdesheim. Een reisje langs de Rijn, Rijn, Rijn….
Als ik op de pont terugvaar naar Rüdesheim (ik ben ingescheept in de haven van Bingen) valt mijn oog op het Niederwalddenkmal aan de overkant. Een gigantisch en indrukwekkend standbeeld bovenop de heuvel dat moet herinneren aan het herstel van het Duitse Rijk in 1871. Of er een verband is weet ik niet maar zeventig jaar later ging een Oostenrijker met een spuuglok en een raar snorretje met dat Rijk aan de haal. De geschiedenis is bekend. Mijn indruk is dat de Duitsers het trauma inmiddels toch wel verwerkt hebben. Gelukkig maar. Het land kent vele mooie gebieden en wij Nederlanders rijden er graag rond.
Vanaf dat Denkmal heb je een schitterend uitzicht over de Rijn. Het is aan het eind van de middag, ik ben bijna terug op de camping maar besluit desalniettemin toch naar dat standbeeld te rijden. Een kleine tien minuten later arriveer ik bij de parkeerplaats. Kaartje kopen. Daar begin ik niet aan. Niet voor de paar minuten die ik nodig heb. Er staan paaltjes waar mijn KTM gemakkelijk tussendoor kan. Ik parkeer de brommer naast een viertal uitermate klassieke motorfietsen. De eigenaren staan ernaast, ze zien mijn KTM, ze zien de camera’s en ze zijn nieuwsgierig. Helaas is mijn Duits niet zodanig dat daarmee een uitvoerige conversatie gevoerd kan worden en Engels spreken de heren niet maar we komen eruit. Ik had al met de gedachte gespeeld om de drone om dat Denkmal heen te sturen. Het leidt tot een demo en de heren kijken over mijn schouder mee op de controller. Die geeft geen verbodswaarschuwingen. Omhoog met het apparaat! De mannen zijn verbaasd over de beelden en de mogelijkheden. Ik sluit me daar bij aan. Het verbaasd mij ook nog steeds. Daarna hebben we het over hun motoren. Klassiekers, zoals al gemeldt. Eén dateert uit negentienhonderdvijfenvijftig. Zeventig jaar oud. De anderen zullen daar niet veel vanaf wijken. Schitterend! Ze hebben inmiddels gedurende enkele weken er half Europa mee rondgereden. Dat is best stoer. Wat betreft de dronebeelden delen de mannen me mee dat ze die graag willen hebben. Ik noteer hun eMailadres. Ik wijs ze ook op mijn YouTubekanaal. Ze zoeken het meteen op op hun telefoons en een minuut later ik heb er vier abonnees bij. Da’s nog eens leuk! Ik maak een filmpje als de mannen wegploffen. Want dat is wat die oude éénpitters doen: ploffen. Over CO2 werd zeventig jaar geleden niet nagedacht. Dat bestond toen nog niet.
Rüdesheim dus. Na een buitengewoon prettige vakantie met Olga op Sicilië heb ik nog een week over. We overleggen wat ertoe leidt dat ik toch nog even vier dagen op pad ga. Niks fancy, niks spannends, gewoon een camping bij Rüdesheim. Omdat dat met vierhonderdzestig kilometer makkelijk aan te rijden is. Omdat de weersverwachtingen in die hoek goed zijn. Ik heb ook aan de Vogezen gedacht. Maar daar wordt voornamelijk regen verwacht. Daar heb ik geen zin in. In een tentje in de regen is geen feest.
Ik heb herinneringen aan Rüdesheim. Aan die camping. Ooit, het zal begin tachtiger jaren van de vorige eeuw geweest zijn, heb ik daar met mijn motorkluppie gebivakkeerd tijdens een Hemelvaartweekend. Ik kende Olga toen enkele maanden. Het was haar eerste ervaring achterop een motor. Een Honda Goldwing. Toen nog een Naked Bike waar ikzelf kuip en koffers op geschroefd heb. Van Vetter. Mooi spul. Omdat het toen heet was gooiden we een kratje bier in de Rijn achter een paar oeverstenen. Dat kratje waren we uren later kwijt. Die Rijn stroomt best stevig. We zwommen er in het naastgelegen zwembad. Met mutsjes op want dat moest. Het bord bij de ingang met wat allemaal verboden was was zo groot dat we een uur nodig hadden om alles te lezen. Duitsers houden van regels. Dat is nog steeds zo. In het zwembad klommen we op elkaars rug en deden stoeipartijtjes. Dat mocht niet van de badmeester. We doken de plomp in vanaf de zijkant. Dat mocht niet van de badmeester. We waren de enigen in het zwembad. Duitsers houden van regels. Dat is nog steeds zo.
En nu ben ik dus terug. Op die camping. Dat zwembad is er nog. Toegang kost vier euro per uur. Daar gaat een kwartier af omdat je het bord met alle verboden moet lezen bij de ingang. Maar zwemmutsjes, dat hoeft niet meer. Het is doorgestreept op het bord. Inmiddels heb ik geen zwemmuts meer nodig. Vanaf de zijkant het water induiken, ik heb het maar uit mijn hoofd gelaten. De badmeester, het is nu een ander, keek heel streng. Maar heerlijk gezwommen! Na een dag brommeren met tweeëndertig graden. Na zes baantjes houd ik het voor gezien. Er is ook niemand die op mijn rug wil klimmen. Op een klein handdoekje op het grasveld gaan zitten in mijn uppie, dat idee spreekt me niet aan. Bovendien maken de tientallen kinderen een gigantische takkenherrie. Want dat doen kinderen in een zwembad. Terug naar de camping.
De camping is fantastisch. Het sanitair is moderner en mooier dan wat we thuis hebben. Olga en ik krijgen werk te doen. Ondanks dat het begin september is zijn de meeste plekken gevuld. Mijn tentje past er makkelijk tussen. Met de mensen om me heen maak ik een praatje. Met de Nederlandse stellen gaat dat makkelijker dan met de Duitse echtparen (ik zie geen kinderen) maar ik doe mijn best in mijn Steinkolenduits. Naast mij staat een Duits echtpaar met een zelfgetimmerd caravannetje. Een veredeld rijdend bed, zeg maar, met een uitklapbare keuken. Het is prachtig gemaakt en het zit ingenieus in elkaar. Alles klopt. Ik vind dit mooier dan die enorme woonhuizen op wielen. Dat is niet echt kamperen meer. Ik ben onder de indruk en meld de mensen dat. De man is zichtbaar trots op zijn werk. En terecht.
Het feitelijike doel van mijn verblijf hier is rondrijden. De weide omgeving verkennen. Daartoe doe ik op donderdag een grote lus “Noord” die het gebied tussen Rüdesheim, Koblenz en Limburg an der Lahn bestrijkt en vrijdag een grote lus “West” waartoe ik de Rijn oversteek en rondrijd rondom Idar-Oberstein. In beide gevallen zijn het lussen van rond de tweehonderdtwintig kilometer. En meteen de conclusie: prachtig! Als je op rustige en (over het algemeen) goed onderhouden wegen wilt rijden en wilt leren bochten rijden, dan is dit the-place-to-be. Jazeker, iedereen kent de Eifel en het Sauerland, de Harz en het Zwarte Woud, allemaal niks mis mee, maar daar rijden de meeste Nederlandse wannabe Valentino Rossies rond. Vooral in de weekeinden. Tot irritatie van de lokale bevolking die zich wild ergeren aan die sportuitlaten. Of Harleys met afgezaagde demper. Waardoor sommige Duitse knurften heel soms spijkers op de weg gooien. Of olie. Of (gelukkig héél sporadisch) een draadje spannen. Echt gebeurd. Deze streken zijn minder bekend. En misschien moet dat maar zo blijven. Ik slinger door de bossen en de dalen en geniet met volle teugen. De camera’s op de motor maken overuren, evenals de drone. Ik heb zometeen dagen nodig om er iets van te bakken dat de moeite van het bekijken waard is. Ook leuk.
Live-muziek. Altijd leuk. Vooral als ze oude rockklassiekers spelen. Als ik terugkom van een prettige maaltijd op een terras met uitzicht over de Rijn wandel ik door het park en tref daar een paar mannen op een podium. Ze doen hun best iets van the Eagles te laten horen. Of wat erop lijkt. Ik vind een bankje en hoor het spul welwillend aan. Naast mij een handvol kerels die zich luid zingend laten horen. Ze klimmen op de tafel een zingen nog wat harder. Boven de band uit. Ik vermoed dat ze al aardig wat bier op hebben. Dat zingen van ze behoeft ook enige nuancering. Ik schat in dat Pavarotti ze vriendelijk verzocht zou hebben om te gaan zitten. En er nog een bier in te gieten want daardoor zouden ze even hun muil houden. Geduld is een deugd waarover ik niet beschik en met enige moeite lukt het me het volgende nummer van de band aan te horen. Ze doen dapper hun best maar toch vlucht ik. Ze verkopen geen CD’s en dat is maar goed ook. Het is niet leuk om na een avondje spelen die volle bakken weer mee naar huis te moeten zeulen. Terug op de camping. Liggend op mijn luchtbed, met mijn koptelefoon op, geniet ik nog een uurtje van Live And Unplugged van Midnight Oil. Dát is pas muziek!
Zaterdag naar huis. Met een graad of twintig en een zonnetje is het subliem motorweer. Ik vertrek tegen elf uur. Het is niet druk op de A61. Grote stukken doe ik een tempo tussen de honderdvijftig en honderdtachtig. Harder niet want het gewicht van mijn bagage is niet bevorderlijk voor de wegligging, voel ik. Ik stop een keer om te tanken. Ik voel dat de motor steeds beter gaat lopen. Het ding voelt zich duidelijk prettig onder deze omstandigheden. Mooi. ‘s-Middags om half vier klap ik de jiffy uit voor onze voordeur. Job done.