#13 – Een hutje op de hei

Zondagavond 18 juni, 19:00 uur. Het Nederlandse stel had gelijk. ‘s-Avonds rond zeven uur besluit ik alsnog op de brommer te stappen en omhoog te rijden. Het is maar zes kilometer van de camping. En inderdaad, nauwelijks verkeer. Het is ook weer even lekker rijden zonder al die bagage. Als ik boven ben is het parkeerterrein vrijwel leeg. Evenals de verschillende uitkijkplatforms. Dat is een verschil met gistermiddag. Toen was het een mierennest en ben ik doorgereden. Inderdaad, de Trollstigen is fenomenaal en indrukwekkend. Ik snap al die mieren prima. Als ik na mijn foto’s en filmpjes terugkom bij de motor staat er een Engelse KTM Superadventure naast. Ik maak een praatje met de eigenaar. Hij doet in twee weken de Noordkaap vanuit Engeland. Hij slaapt nog net niet op het ding maar het verschilt weinig. Alles bestaat uit keuzes.

Als ik weer terug ben op de camping is het tegen achten. Tijd voor Formule 1. De campingbaas hannest wat met de TV in wat hij de Pub noemt en het lukt hem Viaplay te vinden. Hij is er zelf verbaast over. “Huh? Hebben wij dat ook hier?”. De race is net begonnen. Max is alweer weg en leidt de optocht. Ik kijk het veertig ronden aan en kijk dan even naar buiten. Het waait. Behoorlijk. Ik zit niet meer op mijn gemak want ik denk aan m’n tentje. Met die tere stokjes. De race geloof verder ik wel. De uitslag is me allang duidelijk. Het enige boeiende is Nick de Vries die de boel verkloot. Terug bij het tentje blijkt dat het prima vol te houden. Mooi.

Maandag 19 juni
Half acht wakker. Ik had de avond ervoor al wat ingepakt en daarom gaat het nu vlot. Ik rijd om half negen de camping af. Het doel vandaag is naar het oosten en dan een camping net boven Lillehammer. Driehonderdvijftig kilometer. Het is half bewolkt en met het zonnetje erdoor opnieuw geweldig weer. Na een kwartier kom ik langs een supermarkt en scoor wat proviand. En een ontbijt. En doorrrr. Ik rijd opnieuw langs fjorden, over eenzame prachtige wegen langs bergruggen met ontelbare watervallen, langs snelstromende rivieren, door kloven en valleien… het begint bijna routine te worden. Het leven is een feest.

Rond half twaalf ontdek ik dat het te snel gaat. Op deze manier ben ik al om twee uur op de plaats van bestemming. Ik gooi de brommer langs de kant, zie een aardige picknicktafel en besluit tot een pauze. De tafel wordt bijna mijn dood. Als ik neerplof blijkt het ding tachtig jaar oud en sinds de geboorte niet meer onderhouden. Het dwing zwaait gevaarlijk heen en weer en ik zie ternauwernood kans de boel overeind te houden en te voorkomen dat ik tussen de planken beland. Het zijn er meer dan zes. Heel voorzichtig ga ik opnieuw zitten. Ik heb een ouderwetse landkaart bij me. Voor noodgevallen. Die vouw ik uit en dat is een uitdaging met dat beetje wind dat er staat. Vroeger wisten we niet beter maar nu zijn al die nieuwe gadgets toch wel stukken handiger. Na vier pogingen heb ik de kaart weer opgevouwen en opgeborgen. En op mijn telefoon de route aangepast, met een lus van honderd kilometer extra, en naar de Garmin op mijn stuur verstuurd die keurig synchroniseerd. Zo makkelijk kan het zijn.

Drie uur in de middag. De lucht betrekt. De zon verdwijnt. Zware wolken. Ik krijg Noors weer. De aangepaste route is prachtig maar op de weg is duidelijk te zien dat het geregend heeft. Ikzelf krijg geen spetter. Maar met mijn enkele dunne shirtje en kale Goretex jas krijg ik het fris. Stoppen om de voering erin te ritsen. Beter. De route voert me door een gebied dat het Rondane natuurpark heet. Het is een compleet andere omgeving dan de fjorden maar ook dit is genieten. Dan zie ik iets op mijn vizier dat ik zo snel even niet kan plaatsen. Spetters? Regen? Daar moet ik even aan wennen. Het is nog dertig kilometer naar de geplande camping en vier uur in de middag. Dan zie ik langs de weg een bord staan: “Rondane Friluftssenter”. Het bord belooft allerlei faciliteiten en het ziet er met die typisch rode Noorse huisjes grappig uit. Het oogt verlaten maar er staan een handvol auto’s geparkeerd dus er is leven. Ik volg mijn ingeving en rijd naar binnen.

De vrouw aan de receptie is supervriendelijk en spreekt vloeiend Engels. Een tentje neerzetten kan maar op dit verlaten terrein spreekt me dat niet erg aan. De weersverwachtingen zijn hier ook niet geweldig. “Do you have a cabin free?” probeer ik. “Hytte” heten die dingen in het Noors. Je ziet ze vrijwel op alle campings. Ze heeft er één vrij maar die moet nog wel even gepoetst worden. Duurt een half uur. Kost vijfenveertig euries. Voor alleen een bed en electriciteit. Geen water. Sanitair en een keuken is er in het hoofdgebouw. Oef. De dame noemt het “very basic”. Dat is goed omschreven. Maar ik vind het eigenlijk wel best. Ik wil zo’n ding weleens meemaken. Lig ik weer eens op een normaal bed. En zo geschiedt. De brommer voor de deur, de roltassen naar binnen. Ik kijk om me heen. Zes bedden, een tafel, een bank en een paar stoelen. En electriciteit. Inderdaad: very basic. Maar… ik heb grote lol.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.