06 – Weer naar Santiago. Grens dicht?

Zeven uur wakker. Tentje uit. Plassen. Grijze lucht, zware bewolking, negentien graden. Ik geef een gil naar Adrie dat ie wakker moet worden. Er komt meteen een reactie terug. Goeie gozert! Op het gemak koffie en dan opruimen en inpakken. Ook op het gemak. Het begint routine te worden. We puzzelen wat met de route van vandaag. Adrie’s TomTom doet er compleet andere dingen mee dan mijn Garmin. Niet erg, maar we vinden het leuker om samen te rijden. Dus we moeten een keuze maken. Adrie vindt het prima als ik voorop rijd, dus we doen de route volgens Garmin. Die geeft ook twee uur minder rijtijd. Vooruit maar.

We rijden om half tien. De bestemming heet Logrono, in Spanje. Uiteraard. Eerst de Pyreneeën door. Het eerste deel slingert opnieuw door bossen, dalen en valleien. Het is mooi rijden en het is rustig op de weg. We doen geen spannende dingen. Nog niet. Dan komt langzaam Larrau in beeld. Vanaf Larrau wordt het klimmen naar de Col d’Erroymendi. Waar ook de grens met Spanje is. De weg richting Larrau slingert door een lange, groene vallei waardoor zich een snelstromend riviertje perst. Uiteraard. Met langs dat riviertje een weg. Natuurlijk. Met mooie lange bochten. Vanzelfsprekend. Als we er komen herken ik de omgeving en de weg. Want het zal zo ongeveer de zesde keer zijn dat ik hier rijd. Dan arriveren we in Larrau. Het gat stelt weining voor maar het markeert het punt waar het feest begint. Het feest van het omhoog rijden naar de Col. Vaak rijdt je de mist in maar vandaag niet. De lucht is opengebroken en het wordt steeds blauwer. Dan valt ons oog op een groot bord. “Route Espagna est barré”. Afgesloten!? Dat zal toch godsakke niet! Want ik weet dat als de boel serieus dicht zit een route er omheen gewoon drie uur extra rijden betekent. Dat willen we niet. Er zijn grenzen! En die zijn dicht?

We overleggen. Gewoon omhoog en dan zien we wel wat barré precies inhoudt. Misschien kunnen we de brommers er tussendoor wringen. Zo gezegd zo gedaan. We beginnen aan de klim. En die is spectaculair! Nee, niet vanwege de vele bochten. Maar vanwege de magnifieke uitzichten op de omliggende kloven en bergen. Het zijn uitzichten die maken dat je twintig km p/u  al te hard vindt. Want je wilt kijken! Ik heb het al vele keren eerder gezien maar Adrie ziet het voor de eerste keer. En is diep onder de indruk. Vaak, als je hoger komt, kijk je bovenop de witte wattendeken van wolken lager in het dal. Machtig mooi. Dat is nu ook het geval. Van een barré is nog geen sprake. Als we eenmaal boven zijn, waar een kleine parkeerplaats zit, ontdekken we de barré. Een hek, op slechts één weghelft. Volgeplakt met officieel uitziende brieven van de regering. Mijn Frans is beroerd maar ik begrijp eruit dat de grens geacht wordt gesloten te zijn vanwege een virus. Juist. Maar Mark Rutte heeft op Nu.nl geroepen dat de boel open kan en dus kunnen de brieven weg. “Dus dit is de grens?” vraagt Adrie. “Oui”. “Waar zie je dat aan dan?”, want geen bord, geen slagboom, geen mannen met stoere uniforms. Niks. “Zie je die streep overdwars op het wegdek? Waar het kapotte gatenkaas asfalt eindigt en het biljartlaken begint?”. Adrie ziet het. “Dat is de grens. Het biljartlaken is door de Spanjaarden neergelegd. Met onze belastingcenten”. Waarvan akte.

We rijden langs het hek, we nemen de brieven voor kennisgeving aan, en we dalen af. Spanje in. Richting Ochagavia waar we lunchen. In een tentje waar ik twee jaar geleden samen met mijn broer een paar nachten heb gebivakkeerd. Inmiddels is de lucht strakblauw met zo’n tweeëntwintig graden. Hemels. Na de lunch verlaten we Ochagavia. Ik weet wat er komt. Adrie niet. Geinig. We slaan ergens rechts af en draaien het circuit op. Nee, het is gewoon openbare weg, maar Zandvoort zou er een smak geld voor over hebben om dit in de achtertuin te kunnen neerleggen. Een brede, behoorlijk overzichtelijke weg met superstrak asfalt waar nauwelijks een recht stuk in ligt. Lange bochten, korte bochten, haarspeldbochten… En geen grind. We zijn pakweg een uur lang bezig met alleen maar gasgeven en remmen, opschakelen en terugschakelen, kappen, mikken en draaien. Gooien en smijten. Ander verkeer? Niet tegengekomen. We stoppen ergens en Adrie komt met een grote grijns naast me staan. “Als de Halftieners dit zouden zien…”. De Halftieners is Adrie’s Achterhoekse clubje motorvrienden. Kweetut Adrie, kweetut. De banden zien er uit als snot en we hebben ze tot aan de randjes gebruikt. Top. Daar zijn ze voor.

We verlaten de Pyreneeën en koersen naar Logrono. Het landschap wordt vlakker, droger en geler. Uiteindelijk komen we aan in de buitenwijken van de stad. Daar is iets vreems aan de hand, want verlaten. Niet gewoon rustig… verlaten. Volledig. Er is nauwelijks een levende ziel op straat te bekennen. Raar. We vinden vlot de camping en checken in. We doen een biertje. “Zoek jij het zwembad, dan ga ik boodschappen doen”, zegt Adrie. Strak plan. Dat zwembad zit naast de camping. Da’s niet moeilijk. Maar vanaf onze standplaats hoor ik de herrie over de muur komen. Daar heb ik geen zin an: zwemmen tussen blèrende pubers. Die tijd heb ik gehad. Adrie pakt de brommer en gaat op pad. Ik blijf bij de spullen en tik dit stukkie. Als Adrie terugkomt weet hij waarom de stad verlaten is. Er is een feestdag. De hele bevolking zit op de kermis. Het betekent ook: alle winkels zijn dicht. Adrie heeft kans gezien bij een stalletje wat eetbaars op de kop te tikken maar geen normale maaltijd. Immers, er is geen supermarkt open. We kunnen natuurlijk naar het sjieke restaurant bij de camping maar daar voelen we niks voor. Dan mogen we vijftig euries p.p. aftikken. Dat willen we niet. En dus gaat Cas Spijkers aan de slag met wat ie heeft kunnen vinden. Ik ben benieuwd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.