#02 Pyreneeën – Over de Rijn naar Vianden

Zondag 2 juli 2023. Over het ontbijt in B&B Am Knittenberg in Elkeringhausen hebben we niets te klagen. Dat doen we dus ook niet. Klagen is sowieso slecht voor de stemming. Rond de klok van acht verlaten we het dorp en kruisen we door het Sauerland. Het is een beetje grijs weer maar droog en dat vinden we al heel wat. De temperatuur maakt dat ik de brommer langs de kant zet om de binnenvoering in mijn Goretex jas te ritsen. En door. Opnieuw mogen we Umleitungen fiksen maar we krijgen er handigheid in. De route gaat westwaarts richting Luxemburg. En het gaat vlot. Op relatief makkelijke doorgaande binnenwegen met weinig verkeer (want zondag) houden we een tempo dat vermoedelijk niet in de boeken van Angela Merkel voorkomt. Na een uurtje of twee begint de maag te knorren en ontdekken we een Backerei. Ik schreef gisteren al: de Duitsers dan dit goed!

We bereiken de Rijn en komen bij de Loreley. Een hoge rots bij een scherpe bocht in de rivier en een welbekend uitzichtpunt. De bocht veroorzaakt een sterke stroming waardoor in het verleden schepen vergingen. De legende schrijft de problemen toe aan het gezang van nimfen. De mokkels kunnen zingen tot ze een ons wegen, wij trappen er niet in! Nee, we gaan de pukkel niet bezoeken. Zo bijzonder is het nou ook weer niet. De Rijn kunnen we ook gewoon vanaf de weg bekijken en het is mooi rijden. We passeren St. Goarshausen en zien borden Rüdesheim. Daar heb ik herinneringen aan. Ooit, héél lang geleden, deden we met ons toenmalige motorclubje een camping in Rüdesheim. Met Hemelvaart. Het was een beetje koud ‘s-nachts. Mijn vrouw Olga kan zich herinneren dat de binnenkant van ons tentje bevroren was.  Maar jong en verliefd is dat het laatste waar je je druk over maakt. Ook staat me iets bij van een kratje bier dat de mannen in de Rein hadden gezet, om de flesjes koel te houden, maar dat de flesjes niet bestand waren tegen de golfslag van de langsvarende binnenvaartschepen. En dus de Rijn opdreven. Wie ze achterna is gedoken is me niet bijgebleven. Wij gaan met de pont naar de andere kant. Altijd leuk, een stukje varen.

Rond twaalf uur breekt de zon door. Het wordt warm. We rijden een mooie rit en belanden in Bitburg. We hebben zin in een drankje. Koffie is ook goed. We hannessen wat heen en weer in een  saai voetgangersgebied waar zo’n beetje alles gesloten is. Maar we ontdekken een open restaurant met terras en ploffen neer. Zoals vandaag de dag gebruikelijk pakken we de mobiele leesplanken om ons op de hoogte te stellen van de laatste ontwikkelingen maar internet is in Bitburg volkomen ruk. Zoals vaak in Duitsland buiten de grote steden. Nou is Bitburg niet echt een gat maar ook hier kan je het schudden. Natuurlijk, internet is een relatief nieuw fenomeen en de Duitsers zijn nooit zo snel met nieuwe technologie, maar toch. Naar binnen om af te rekenen. Klein bedrag, pinnen mag. Toch? Niet, dus. Onder de achttien euro pinnen wordt niet geaccepteerd. Contant meneer! Toch wel Neanderthalers hier. Ik ga die Merkel eens bellen. We leven niet meer in de middeleeuwen!

Duitsland uit, Luxemburg in. We rijden over kleine binnenwegen en we hebben het prima naar ons zin. Als we bovenop een heuvel over het landschap uitkijken wijst JP me op een meer in de verte. Het is alleen geen meer. Het is een weide met zonnepanelen. Maar dan een extreem grote. Is dit mooi? Ik twijfel. Jawel, schone energie, ik snap het helemaal. Gas en kolen is ook niet alles. Maar dit? Tsja. Zie de foto en oordeel zelf. Absurd. Verder weer. Umleitung. Nu negeren we het bord en gaan op verkenning. We sturen allerlei weggetjes. JP voorop. Dan ontdekken we de reden van de Umleitung. De Luxemburgers hebben een grote vrachtauto schuin over de weg gezet. Een serieuze blokkade. Niet voor JP. Ik denk: “hij gaat toch niet?”. Jawel, hij gaat. Met de GS door de berm, vlak langs de vrachtauto. Een greppel ernaast. Het is een smal strookje, het is pielen maar het lukt hem. Dan kan ik natuurlijk niet achterblijven. Dat lukt ook. Maar die auto staat er natuurlijk niet voor niks. Een honderd meter verderop houdt het echt op. Een gapend gat en een berg aarde. Keren en weer terug. Opnieuw langs die auto. Pffff. Ik moet nu die greppel in maar die blijkt goden zij dank ondiep. Job done. Ik heb er geen foto’s van. Ook niet gefilmd. Tsjonge wat stom! Niet aan gedacht.

Het laatste stuk naar Vianden. Het is opnieuw prachtig sturen. Ik ben heel vaak naar Vianden gereden maar nooit eerder via deze route. Het zijn soms geasfalteerde geitenpaden, maar genieten! Echt! Het laatste stukje natuurlijk langs het spaarbekken. Het stukje circuit. Maar met tegemoetkomende motorrijders, die fors aan de kraan schroeven, is het opletten geblazen. Het is eind van de middag als we hotel Bellevue bereiken. Ik heb hier vele malen overnacht en heb een hoofd vol herinneringen. Ik denk aan motormaat Rob Kroon met wie wij als motorclubje hier veel, heel veel gelachen hebben. Rob is helaas niet ouder dan zestig jaar geworden. Veel te jong gestorven en dat is triest. Dieptriest. We rijden meteen de hoek om en parkeren de motoren in de garage. Als we daarna inchecken wil de receptioniste ons de gang van zaken uitleggen maar ik vertel dat dat niet nodig is. Ik ben nog net geen kind aan huis dus ik ken het verhaal. We besluiten ook om in Bellevue te dineren. Is ook dat geregeld en dan hoeven we verder niet te zoeken. Daarna? De spullen naar de kamer brengen. Want dat hebben we nog steeds niet gedaan. Die kamer is meer een appartement. Met een trap omhoog naar een vide. Net als gisteren lopen we ook in Vianden een rondje. Maar Vianden heeft meer reuring dan Elkeringhausen, daar is geen twijfel over. We ploffen neer voor een bakkie koffie bij de brug. Het is nog steeds heerlijk weer. Een topdag!

Morgen naar Motorhotel La Mouche in de Vogezen, waar we Steven en Mike gaan zien.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.