Vogezen heen en terug #4 – Oorverdovend stil in Foxycamp
De hele planning van deze vakantie maakt het nodig dat ik zo langzamerhand mezelf omhoog ga bewegen. Naar het Noorden. Het doel vandaag is daarom FoxyCamp. De camping is me aangeraden door een andere motorrijder die ik in La Mouche sprak. Foxycamp ligt in de bossen ten westen van Metz, bij een gat dat Saint-Maurice-sous-les-Côtes heet. Vergeet het meteen maar. Volgens de motorrijder is Foxycamp geen echte motorcamping maar heeft het wel een veld speciaal voor deze tweewielers. Oké. Ik mailen en jawel, een plek is geen enkel probleem. Rond tien uur in de ochtend is alles ingepakt en heb ik La Mouche betaald. Met dank voor drie uitstekende dagen. En dan op pad.
Ik heb met MRA een route naar Foxycamp gebakken en in praktijk valt dat goed uit. Uiteraard volledig binnendoor. Snelwegen probeer ik uit te bannen tenzij de afstand te groot wordt. Dat is nu niet het geval. Vanaf La Mouche is het slechts honderdtachtig kilometer rijden maar met wat grote lussen door mooie natuur (hoop ik) weet ik er toch nog een rit van ruim drieënhalf uur van te maken. En de rit valt niet tegen. Prachtig rijden over nagenoeg stille wegen met nauwelijks verkeer. Daar houd ik van. De hitte valt vandaag gelukkig ook mee.
Ergens middenin een bos stuit ik ineens op een Route Barrée. Er is een touw gespannen naast enkele pilonnen en er staat een man bij in een geel jasje en een rode vlag. Zijn hond, vastgebonden aan zijn wegwerkersauto, blaft me toe dat ik de motor beter kan afzetten. Dat doe ik en ik loop naar de man om te vragen hoe ik verder moet. “Het duurt tien minuten” krijg ik als antwoord. Oké? Wat duurt dan tien minuten? Dan valt mij de tekst op zijn gele jasje op. Iets met Rally. Ik wijs ernaar en de man glimlacht wat. Zijn Engels is net zo beroerd als mijn Frans. Maar een drie minuten later hoor ik door het bos aan auto aankomen. Hij rijdt hard. Serieus hard. Heel erg hard. Dan komt ie ineens met brullende motor vijftig meter verderop de hoek om. De chauffeur gooit de auto in een honderdtachtiggradenslip zodat ie klaar staat voor de volgende sessie. Het is geen gewone auto. Meer zo’n ding die je op Zandvoort tegenkomt bij toerwagenraces. Er staat een electronische tijdwaarneming. De coureur geeft vol gas, een blik vogels stuift uit de bomen omhoog, en na het signaal “Go” spuit de auto weg. Ik hoor hem vijf keer opschakelen terwijl het gebrul wegsterft. Ik vind het wel lollig. Inderdaad, na pakweg een kwartier, hoor ik de Walky-Talky van de controleur melden dat “de wachtenden erdoor kunnen”. Dat zijn alleen ik en een auto achter mij. Rijden. Ik snap dat die rallyclub deze weg uitkiest voor proeven. Of races. Ik kom een aantal serieuze bochten en haarspelden tegen. De rubbersporen op het wegdek tonen me hoe ik het beste zou kunnen rijden maar, in tegenstelling tot die rallyjongens, ik kan wél tegenliggers verwachten. Dus ik houd het kalm. Overal langs het parcours staan mannen met gele jasjes en rode vlaggen naast rood-witte linten. Dan rijd ik het bos uit en zie het eindpunt. Weer een ervaring rijker.
Rust en natuur. Een ecologisch verantwoorde camping. “Geniet van de stilte”. Volgens de website. Daar houd ik van. Als ik op vijf kilometer genaderd ben begin ik me af te vragen waar ik terecht ga komen. Want een smalle weg dwars door enorme bossen. Kruispuntje. Nog een kruispuntje. Er lijkt geen eind aan te komen. Maar dan draai ik een bocht om en heb ik ineens het terrein voor me. Eerste indruk: “leuk!” Het hele spul ziet er uitnodigend uit. Er zijn twee kleine meertjes. Er liggen enkele waterfietsen bij. Ik zet de motor voor het restaurant annex receptie en loop naar binnen. In steenkolenfrans begin ik over mijn reservering per email. De vriendelijke dame kapt me af en vraagt of Engels misschien handiger is? Dat is het! Ik vraag of er gezwommen mag worden in de meertjes. Nou, in principe niet. Want dan moet de eigenaresse regelmatig de waterkwaliteit checken en maatregelen nemen als dat niet goed is. Daar heeft ze geen zin in. “Maar als u erin springt houd ik dat niet tegen. Het is dan uw eigen risico.” Hmmmm…. zó uitnodigend zien die meertjes er nu ook weer niet uit.
Wat later sta ik weer buiten en stap op de motor. Mijn helm laat ik even in het restaurant. Met inmiddels vierendertig graden ben ik even klaar met dat bloedhete ding. Dan brommer ik over het grindpad het terrein op en zie een zeer schaduwrijk plekje onder enkele grote bomen. Ik besluit hier mijn tent op te ztten en ik laad de boel af. Dan teruglopen om mijn helm op te halen. Een eindje lopen over dat grindpad in de hete zon. U heeft volkomen gelijk: niet goed over nagedacht. Ik had die helm meteen mee moeten nemen.
Terug bij de receptie vertel ik de dame (de eigenaresse) over mijn prachtige plek onder de bomen. “Dat is geen plek meneer”. Oei. Maar omdat ik toch de volgende ochtend weer vertrek vindt ze het voor deze keer goed. Da’s lief. De plek is super. Alleen jammer dat de grond net niet helemaal horizontaal is zodat ik steeds langzaam van mijn luchtbed schuif. Iets waar ik ‘s-nachts achter kom. Da’s weer een beetje jammer. Het slaapt niet fijn.
Dat de camping een motorgebeuren heeft, dat was vroeger. Dat was een idee van de vorige eigenaar. Twee jaar geleden heeft de huidige eigenaresse de boel overgenomen. Motorfietsen hebben haar interesse niet. Er hangen nog wel bordjes hier en daar die naar het olijke motorgebeuren verwijzen. Dat is alles. Ik ben de enige idioot die met een ploffende motorfiets de ecologische verantwoorde rust komt verstoren. Nee, ik word er niet zuur op aangekeken. Da’s dan weer fijn.
Ik vind een beetje rust prettig maar de rust hier, daar word ik nerveus van. De stilte is oorverdovend. Om me heen staan zo’n tien andere kampeerders waarvan twee Nederlandse echtparen. Iedereen fluistert. Als je net drie dagen La Mouche achter de rug hebt, met zo’n veertig motorrijders die allemaal over elkaar heen schreeuwen om de gesprekspartner te overtuigen dat “ik in bocht zes toch echt de knieën aan de grond had” waarna er wordt teruggebrult dat “ik alle honderdveertig PK van mijn motor hier hard nodig heb”, dan komt de pijnlijke stilte op Foxycamp tamelijk hard binnen. Op weg naar het toiletgebouw passeer ik één van de twee Nederlandse echtparen. Meneer leest een boek. “Spannend?” vraag ik in het voorbijgaan. De man schrikt zich de tandjes. Hij stamelt een antwoord, zijn vrouw kijkt me ietwat verstoord aan. Ik was vergeten te fluisteren.
De, over het algemeen enigszins op leeftijd geraakte, echtparen wandelen hand-in-hand over het terrein. Allemaal. Je moet toch wat. Er wordt niet gesproken. Het zijn allemaal echte natuurliefhebbers. Dat zie je meteen. Crocs heeft hier serieus geld verdient. In het restaurant scoor ik een prettige maaltijd. De kaart is beperkt. Fish-n-Chips is het enige dat me aanspreekt en daar ga ik voor. Het is prima te doen. Ik hoef tegen niemand op te scheppen over de vele PK’s van mijn KTM. Jammer. Dan wat lezen op de e-Reader (internet is er niet) en daarna de slaapzak in. Waarbij ik me vast houd aan de rand van het luchtbed om er niet af te vallen.