Stevens Stelvio – #8 – naar Haslach noordelijk Zwarte Woud
Woensdag 23 juli. We rijden van Bezau verder omhoog naar Haslach im Kinzigtal. Een dorp in het Zwarte Woud. Het eerste stuk gaat door Zwitserland onder de Bodensee door. Uit ervaring weet ik dat dit deel van Zwitserland weinig interessant is. Om die reden doen we zestig kilometer Autobahn. Dat schiet op. Een dingetje: we hebben geen vignetten voor de Zwitserse snelweg. Die zouden we uiteraard bij een benzinepomp of zo kunnen aanschaffen maar we vinden het wel best. Waar zou een motorrijder die dingen moeten plakken eigenlijk? Met een windscherm op het stuur ligt dat voor de hand maar als je dat niet hebt? Zoals bijvoorbeeld bij naked bikes? Hoe dan ook: we nemen het risico. Maar we worden nergens aangehouden of erop aangesproken. Prima.
Maar oost van de Bodensee ligt Schaffhausen. Met zijn beroemde watervallen. Twaalf jaar geleden stond ik er al eens naar te kijken met mijn toenmalige motorclub. We stonden toen aan de zuid-oever. Ik stel de jongens voor om de geplande route even om te leggen. Ze vinden het best. We hebben ook ruim de tijd. Een half uur later hebben we de motoren geparkeerd op de grote parkeerplaats aan de noord-oever. Het is inmiddels ook behoorlijk warm geworden. Naar binnen. Willen we echt wat zien dan moeten we kaartjes kopen. Tien euro p.p. Doen we! Door het hek en dan via de voetpaden omlaag naar het water. En dat is indrukwekkend! Er zijn een paar plateaus waarop je het omlaagstortende water op slechts een meter voorbij ziet komen. De spetters voel je op je gezicht. Echt gaaf! Ik leg even het idee om op zo’n rondvaartjebootje te stappen neer maar daar voelen de mannen niet voor. Jammer. Dan terug omhoog. In de warmte in mijn zwarte motorpak is dat toch even een dingetje. Gelukkig is er een lift. Eenmaal boven ploffen we neer op het terras en regelen we wat eetbaars. Enorm druk is het niet. De mannen halen schnitzel met patat maar ik ben even klaar met de patat en de schnitzels. Ik doe een pannenkoek. Met chocoladepasta. De pannenkoek wordt terplekke gebakken en is dus bloedkokend heet. Het bordje voorzichtig aan de randen vasthouden is de meest veilige optie. Terug bij de mannen aan tafel laat ik het ding afkoelen. Maar daarna is het prima.
Het is nog best een eind naar Haslach. De route door het Zwarte Woud is prachtig maar Steven heeft er geen zin meer in. Daar komt bij dat zijn banden bijna versleten zijn. Zowel voor- als achterband zit op de slijtnokken. Dat stuurt niet fijn, weet ik uit eigen ervaring. Hetzelfde geldt voor de achterband van de Ducati van Johan. Die is zelfs nog wat verder weg. Of die ermee thuis gaat komen wordt spannend. Steven zoekt op Google Maps de snelste route naar Haslach. Wij sluiten aan. Maar ergens onder Freiburg raken we Steven kwijt. Hij rijdt voorop maar vanwege een misverstand nemen we blijkbaar een andere afslag dan hij. Het betekent wel dat wij het Schauinsland circuit rijden en dat Steef dat mist. Nee. Het is geen echt circuit. Het is voor motorrijders met een enigszins losse rechterpols een fenomale stuurweg. Precies om die reden is de weg alleen voor motorrijders alle weekenden afgesloten. Maar het is woensdag. Ik heb de weg al diverse keren eerder gereden tijdens motortrips en het is echt een feestje. En nu is ie ook nog eens opnieuw geasfalteerd! We gaan los. Dennis en Johan doen mee. Super.
We komen in Freiburg. Dat is een ramp. Dwars door de stad met tweehonderd stoplichten. Ik heb ze geteld. Allemaal. Groene zône? Wat is dat? Maximum snelheid: dertig per uur. En de Duitsers houden zich er aan want het zijn keurige mensen. Omdat het ook nog eens één lange file is en er weinig ruimte is want ook trambanen moeten wij mee tussen het blik. Daarbij is het met zevenentwintig graden ook nog best warm. Pfffff. Dan ineens horen we Steef in onze intercom. Die komt van achteren aangesloten. Hilariteit. Waar komt die nou vandaan?
In Haslach vinden we het hotel dat we op Google Maps zagen. De brommers voor de deur geparkeerd, ik het trapje op naar de ingang…. receptie gaat pas over een half uur open. Lees ik op het bordje. Maar terwijl ik de dichte deur bewonder gaat ie open. De eigenaresse vraagt me wat de bedoeling is. Ik leg het uit. Juist. Ze gaat haar planning checken. Een tien minuten later komt ze terug met de mededeling dat ze kamers heeft, alleen moeten die nog aan kant gemaakt worden. Duurt een half uurtje. Wij vinden het best. Terwijl wij wachten arriveert er een blaaskapel. En ineens nog een zwik mensen. Die stappen allemaal het hotel in. De blaaskapel begint verjaardagsliedjes te spelen. Aha. Wij snappen het. Om één of andere reden hebben wij deze week een abonnement op blaaskapellen. Nou, als ze stoppen rond de klok van elf, als wij willen gaan maffen, vinden we alles best.
Eten. We vinden een restaurantje. Johan en ik bestellen tomatencrèmesoep. Heerlijk. De soep komt, Johan noemt een lepel en vindt hem heerlijk. Ik doe ook een lepel…. de gaten in mijn sokken trekken dicht. De kok heeft het hele blik zout erin gepleurd. Ik meld het even en Johan is het toch wel met me eens. We zien desalniettemin kans het spul naar binnen te werken. De bediening vraagt of het gesmaakt heeft. Tsja. Johan en ik laten het erbij. Anders moeten we weer drie kwartier wachten op de volgende dappere poging.