#06 Pyreneeën – Rijden op de maan

Donderdag 6 juli. Weg uit Les Claux en op weg naar Nîmes, naar het zuid-westen. Driehonderdtwintig kilometers omlaag. We zouden de Col de la Bonette kunnen meenemen. Eén van de hoogste passen waar je over de weg overheen kunt rijden. Met het extra lusje erbij kom je op achtentwintighonderd meter en met helder weer heb je een fenomenaal uitzicht. We zijn er vaker geweest maar Mike nog nooit. We puzzelen maar de conclusie luidt: we vinden de rit met honderdtachtig kilometer extra te lang worden. Het leven bestaat nu eenmaal uit keuzes maken. We gaan op pad. Na een goed half uur rijden in een prachtige omgeving vinden we een pleintje in een klein dorpje. Met een boulangerie. Dat betekent: ontbijt. Een aardige meid achter de counter die lol heeft in die vier kaaskoppen die verlekkerd naar de spullen in haar vitrine staan te wijzen. Buiten heeft ze een miniem grasveldje met vrolijk gekleurde stoeltjes waar we de buit kunnen verorberen. Ze komt het brengen. Da’s lief. Verder weer.

Een wegopbreking. Een rijtje auto’s en een stoplicht. Ik rijd naar voren en stel me op maar het stoplicht kan ik net niet meer zien. Achter me hoor ik een claxon. JP toetert. Ik denk: “groen!” en geef gas. Maar daar was de claxon niet voor bedoeld. JP wil aangeven dat hij te weinig ruimte heeft om op te stellen en dat ik iets naar voren moet. Dat doe ik maar te drastisch want door rood en de strook op. De tegemoetkomende automobilist kijkt me verbaasd aan. Dat snap ik. Excuus meneer. Gelukkig is er ruimte zat. Als we wat later het bord zien dat de afslag naar de Col de la Bonette markeert bloedt ons hart. Toch maar rechtdoor. We verlaten de Alpen en komen in het vlakkere binnenland terecht. Maar ook dat is prettig rijden. Tegen elven pruttelen we door een ander stadje met een leuk pleintje. Het is er druk. We rijden wat rond in de hitte (de dertig graden komt in zicht) en vinden plek voor de motoren. Een drankje en even naar het toilet.

We vervolgen de route door het glooiende binnenland. Op een landweg besluit ik een auto in te halen. Op het moment dat ik naast het blik zit komt meneer naar links en drukt me bijna de sloot in. De man wil rechts een zijweg in en hij besluit de bocht ruim te nemen. Dat ik ernaast zit ziet hij niet. Met even flink aan het gas schroeven en een beetje sturen los ik het op. Oepsmomentje. Ze gebeuren. Niet verder over nadenken en door. Dan zien we ineens in de verte een lelijke kale berg met een weerstation bovenop: de Mont Ventoux. Jawel, die zit wel in onze route! We naderen de pukkel vanuit het oosten. Dat betekent lange slingerwegen door de bossen. Dat betekent veel mensen op racefietsen die denken dat ze Joop Zoetemelk heten. Ze rijden midden op de weg met een houding van “zoek het maar uit” en ze komen je tegemoet uit onoverzichtelijke bochten met een snelheid waarvan je denkt: “lukt dat op die smalle bandjes?”. Leven en laten leven. Het betekent dat JP en ik behoedzaam naar boven rijden. Je wilt zo’n fietser immers niet van zijn zadelpen tikken. Steven en Mike zijn vooruit en uit het zicht verdwenen. Eenmaal op de top parkeren we de brommers en genieten we van het fantastische uitzicht onder het genot van een drankje en een hapje. Lijkt de top van de Mont Ventoux echt op de maan? Volgens Mart Smeets wel. Een kale bende, dat zeker. Imposant. Dat ook.

De Ventoux aan de westkant omlaag richting Malaucène. Wat lager in de bossen volgen de bochten zich elkaar steeds sneller op, wordt het rubber steeds warmer, is de weg lekker breed, zien we minder fietsers en gaat het tempo dus omhoog. Dit is geweldig sturen! We hoeken de brommers de bochten door. Wat later geeft Mike aan dat zijn benzinevoorraad spannend wordt. Zijn KTM heeft de kleinste tankinhoud. Ik vraag de Garmin naar een pomp, die krijg ik en we navigeren erheen. Het ding schijnt in het centrum van een dorpje te zitten maar ik vind hem niet. Wat we wel vinden zijn ontiegenlijk kleine mutsstraatjes en steegjes waar we ons doorheen persen. Ik denk: “het moet niet smaller worden want dan zitten we klem”. Via een poortje komen we eruit en weer op de doorgaande weg. Pffff. Ik vraag een nieuwe pomp aan Garmin. Die krijg ik. In een ander stadje. Daar aangekomen treffen we een Route Barree. Nou dat weer! Zoeken, kappen en draaien in een temperatuur van vierendertig graden. De doorwaai-jacks bieden geen verkoeling meer. De pomp zit achter de Route Barree en we tanken af. Steven heeft echter geen weet van deze oplossing en heeft de geplande route gevolgd. We zijn hem kwijt. Een telefoontje lost het misverstand op en wat later vinden we hem terug langs de route.

Het geplande hotel zit in een buitenwijk van Nîmes. Ik heb het ding niet als eindpunt. Steven zoekt het adres in Google Maps op. Weer op pad. Stukje Peage, eraf, eurootje tol betalen, en dan wil Steven opnieuw de Peage op. Huh? Een foutje. Maar we zijn de oprit naar de tolpoort al ingedraaid. Kunnen we terug? Nou… Steven kiest voor een oplossing over de stoep. Ik sta verder naar achteren en besluit de KTM te draaien. Langs de zijkant tegen het verkeer in. Dat met nogal wat blik de oprit opkomt. Hmmm… gelukkig geven de Fransen me ruimte. Aardige mensen! Ze begrijpen stomme Hollanders. Ook JP en Mike vinden een oplossing. Wat later vinden we het hotel. Met een zwembad. Hemels.

We dineren in de naastgelegen Buffalo Grill. Met z’n vieren. Cas Spijkers heeft de hamburgers met friet goedgekeurd. We hebben het prima naar ons zin!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.