Wat een kloteland

Monaco, is het plan. We zijn er nooit geweest. Dinsdagmorgen gaan we op pad. Stefan, mijn schoonzoon, heeft zin om het stuk te rijden en dus kruipen we in zijn Clio. De dames achterin, de mannen voorin, zoals het hoort. Mijn dochter is nog iets langer dan ik wat resulteert in stoel naar voren en mijn knieën tegen het dashboard. We gaan er niet wakker van liggen. Stefan trapt lekker door en anderhalf uur later rijden we de put van Monaco in. We zien vlot een parkeergarage en besluiten om de auto meteen weg te zetten, want we vermoeden dat parkeren in het centrum een probleem is. Een half uur later, na een hoop kruip-door-sluip-door om bij de haven (het centrum) te geraken blijkt de vrees onjuist. De Monegasken hebben parkeren prima voor elkaar. Het barst van de parkeergarages en ze blijken goedkoper dan twee uurtjes Rotterdam-Coolsingel. Het verplichte nummer is natuurlijk een wandeling langs de plezierbootjes van ‘s-werelds superrijken. Elke prauw heeft uiteraard een loopplank met rode loper en uiteraard staat er een bewaker, type ik-druk-met-gemak-tweehonderd-kilo-met-jou-erbij-in-de-sportschool, voor om de boel in de gaten te houden. Om er bij te komen moeten we eerst nog even om enkele Ferrari’s, twee Aston-Martins, een Rolls-Royce en een eenvoudige Jaguar slalommen, maar de missie slaagt. Totdat we voor genoemde plankier (loopplankbewaker is geen titel) staan want dan kunnen we niet verder. Ik kan mijn haar (voor zover aanwezig) kammen in zijn zonnebril. Het lijkt me een klotebaan. Ik zwaai en wijs nog even naar Onassis op dek zestien naast kajuit vierentwintig in de hoop dat we worden boven geroepen, maar de plankier trapt er niet in. Pakweg anderhalf uur later hebben we het gezien en halen we de auto uit de garage. Ik wil het Formule 1 circuit rondrijden maar dat lukt niet. Twee stukken liggen open voor renovatiewerkzaamheden. Da’s dan weer jammer. Terug naar Loano.

Donderdagochtend vertrekken Stefan en Irene richting Nederland. Hun vakantie zit er ongeveer op. We hebben ineens een hoop ruimte in ons appartement. We volgen de thuisreis van de kids via WhatsApp. Irene appt op zeker moment: “Wat een kloteland. 120-100-80-120-80-100-80-100-120 op twintig kilometer!”. Ze heeft het over Zwitserland. Inderdaad. Dat klopt. De Zwitsers hebben verkeersborden teveel en daarom zetten ze er steeds een zwik vlak bij elkaar. Da’s handig. En duur, als je te laat bent met het bijstellen van je cruisecontrol. Koos Spee had dezelfde hobby. Ik denk dat ie nu in Zwitserland woont.

Vandaag is het vrijdag. Dat betekent marktdag in Ventimiglia. Een collega heeft me zwaar onder druk gezet om daar een kijkje te nemen. Het moet leuk zijn. En inderdaad vertelt internet ons dat de Mercato van Ventimiglia de grootste is van Europa. We lezen ook dat het grootste deel van het stadje is afgesloten en parkeren een ramp. “Dan nemen we toch de trein”, zegt Olga. Dat doen we. De heenreis gaat prettig in een airconditioned trein die we goeddeels voor onszelf hebben. Totdat de kaartjescontroledame onze kaartjes bekijkt en vertelt dat ze niet zijn afgestempeld. Huh? Moest dat dan? Weten wij veel! De dame spreekt prima Engels en legt ons de werkwijze uit. Oh. Dank u wel. We krijgen geen bekeuring maar moeten wel een tientje “administratiekosten” aftikken. In Ventimiglia hebben we de markt snel gevonden. En inderdaad, die is groot! Over het hoofd zien is onmogelijk. Hij is ook druk. En met vijfendertig graden boven nul ook tamelijk warm. We slenteren rond, maar na de zeventigste kledingstal, veertigste leertent, en tachtigste schoenentafel worden we het een tikkie zat. We vinden een terras in een straatje en prikken een vorkje. Dat is tenminste de bedoeling maar nog vóór ik de eerste vork in de mond heb staat er een leernicht naast me met een pallet zonnebrillen. “Real Gucci, ten euro’s”, prevelt ie. “No, sorry” antwoord ik, beleeft als ik ben. De derde hap, heeft de leernicht zijn broer gestuurd. Die staat naast me met twee stokken horloges. “Breitling, ten euro’s”. Ik kijk even en schiet in de lach. Er staat inderdaad Breitling op de meuk. “No”, zeg ik, minder beleeft. Vierde hap, zijn neef. Parasollen. Ik reageer niet. Zesde hap, zijn zwager, zelfde pallet met zonnebrillen. Ik weet niet wat “opzouten, paardenlul” in het Engels is, dus ik zeg maar niks. Dan een paar happen rust en tenslotte verschijnt een oom met een handnaaimachine. Serieus! Hij houdt het ding onder mijn neus en demonstreert hoe de draad erin moet en stikt dan een klein lapje als voorbeeld. Godsamme! Ik sta op het punt de machine uit zijn hand te rukken om ermee zijn gulp aan zijn sokken te naaien als Olga “No” roept. De kerel loopt verder. Afrekenen en wegwezen.

De trein naar huis heeft geen airco. Bovendien puilt ie uit met reizigers. Gelukkig hebben Ollie en ik een zitplaats omdat we ongeveer de eerste waren op het startpunt. Het is een stoptrein zodat we ruim anderhalf uur in de sauna zitten. Maar wél met gestempelde kaartjes. Alleen laat de kaartjescontroledame het deze keer afweten. Dat snappen we. In die hitte. Pffffff.

aDSC_0749

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.