Rituelen en rackets

Woensdagavond, labelavond. Zoals gebruikelijk bij Tennisclub Capelle. Ik mag een partijtje doen met iemand die een tas meesleept met daarin een serie rackets. En tijdens dat partijtje worden ze ook alle drie gebruikt. Dat intrigeert mij. Ik heb zelf maar één racket. Gekocht bij TennisOnly. Toen ik de zaak binnenstapte voor mijn allereerste tennisoutfit, een half jaar geleden, en vroeg naar een goed racket kreeg ik uiteraard de vraag welk nivo ik speelde. “Geen nivo”, was mijn volledig nauwkeurige antwoord. Waarop de verkoper me meesleepte naar een wand die helemaal volhing met lege rackets. Ik had geen flauw idee. Tijdens mijn allereerste lessen, onder bezielende leiding van Ruben, gebruikte ik een oud racket van mijn schoonzus. Een oversized Donnay van dertig jaar geleden met een bespanning die minstens zo oud is. De paar keer dat ik die bal fatsoenlijk wist te raken had ik geen klachten. De bal knalde tegen de achterwand met een klap waar John McEnroe jaloers op zou zijn geweest. Toch was er dat stemmetje dat zei dat ik misschien naar een moderner racket moest kijken. En zo vind ik mezelf terug voor een enorme wand met rackets. Tsja. De verkoper stopt me een racket in m’n handen met de mededeling dat het een prima allround racket is waar ik alles mee kan. Da’s mooi. Ik kan niks maar met dit racket blijkbaar wel. Ik ga ervoor. En inderdaad, ik raak dezelfde achterwand met een klap die beter klinkt dan met de Donnay van Schoonzus. Progressie heet dat.

Mijn tennismaat wisselt weer van racket. “Zou dat nou werkelijk zoveel schelen?”, denk ik inwendig. Geen idee. Het doet me denken aan een artikel dat ik ooit las in de krant over Björn Borg op Wimbledon. Voorafgaand aan zijn bloedstollende partijen tegen die schreeuwlelijk van een McEnroe testte hij op zijn hotelkamer rackets uit, onder toezicht van zijn coach. Borg had een tas vol rackets. Uiteraard. Van die houten dingen. Uit de tijd dat schepen ook nog van hout waren maar de kerels van ijzer. Tegenwoordig is dat andersom. Een uur lang sloeg Borg met het ene racket tegen het andere om het geluid van de bespanning te beoordelen. De rackets die het beste klonken gingen mee de baan op. Een mooi ritueel, maar achterlijk. Rackets zijn om mee te slaan, niet om muziek mee te maken. Of het ook hielp? Lastige vraag. Die McEnroe vloekte er niet minder door als de scheidsrechter de bal “uit” gaf. Hawkeye bestond nog niet. De scheids moest vertrouwen op zijn Polaroid en de knapen die de lijnen in de gaten houden. Nog steeds trouwens maar nu om de ballen te rapen. Hoe dan ook, als het een ritueel is dat helpt is het misschien iets voor mij. Ik heb nu immers twee rackets die ik kan testen. Thuis gekomen pak ik de Donnay van Schoonzus en tik ermee tegen mijn nieuwe allround van TennisOnly waar ik alles mee kan. Volgens de verkoper. “Pok” klinkt de TennisOnly. Dat klinkt best strak. Nu omwisselen en voorzichtig tikken want de Donnay is op leeftijd. Als ik te hard sla heb ik ineens een visnet dat mijn zwager kan gebruiken bij het slootje achter zijn huis. Om karpers in te doen. “Pak” klinkt de Donnay. Ik sta in dubio. Is “pok” beter dan “pak”? Of is “pak” beter dan “pok”? Een stevig dilemma. Wat mij betreft klinkt de Donnay als een bejaarde bariton die te lang aan de whisky heeft gezeten. Er moet een knoop worden doorgehakt. Er staan levens op het spel. Ik weet het eigenlijk niet. De logica vertelt me dat die nieuwe alleskunner vast beter is dan de oude Donnay. Kan bijna niet anders.

Ik houd het gewoon bij de TennisOnly en geloof het verder wel. Bovendien kan ik daar alles mee. Volgens de verkoper dan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.