Proefdraaien (warm genoeg)

Het diner achter de kiezen. Ik heb het plan om met mijn laptop op het terras te blijven zitten en dan zo wat te schrijven. Maar het terras ligt in de volle zon (nu nog wel) en ik brand er weg. Even kijken. Naar binnen? Het restaurant in? Is het wel een restaurant? Zou de ruimte de toets der kritiek van meneer des Bouvrie doorstaan? Nee. Geen twijfel over. Alhoewel het wit zat is. Of was. In betere tijden. De vaste gasten hebben hem al aardig zitten en om erbij te gaan zitten? Geen zin in. Ik sjok terug naar het veldje waar mijn tent staat en plof neer in mijn luxe vouwstoel. Een goed boek doet wonderen. Maar gaande de avond vordert wordt het fris. De dames zouden zeggen: koud. Want dames zijn kouwelijker dan heren. Zelfs met warme kleding en een goede jas betrap ik me erop dat ik zit te rillen. Net een wijf. Ik weet het. Hoe dan ook, het leest niet comfortabel meer. Haf tien is wat vroeg om de slaapzak op te zoeken maar toch doe ik het.

Pakweg vier uur later ontdek ik dat ik wakker ben. De lucht die ik inadem voelt als vrieslucht. En de blaas dwingt me iets noodzakelijks te gaan doen. Zoals meestal ‘s-nachts. Iets met mannen op leeftijd. Ik trek m’n schoenen aan en verlaat de tent. Niet naar het toiletgebouw. Dat is een pesteind lopen. De boom vijf meter verderop voldoet ruimschoots. Honden mogen het ook. Terug in de tent de slaapzak weer in. Maar mijn beetje resterende lichaamswarmte is niet meer voldoende om de mooie donzen slaapzak warm te krijgen van binnen. Nee, vernikkelen van de kou doe ik niet. Maar behaaglijk warm, dat ook niet. Snap u dit? Enfin, je begrijpt het pas als je het doorhebt, zou Cruyff zeggen. Een wijs man.

Om half acht in de ochtend vind ik het voldoende en klim de tent uit. Dat van die vrieslucht blijkt te kloppen. Er ligt een dun laagje ijs op de motor en de ruiten van de geparkeerde auto’s zitten ook dicht gevroren. Maar de zon staat al boven de horizon en ik voel haar warmte. Heerlijk. Ik zet een bak koffie, en nog één en laat de zon haar werk doen. Het beetje ijs verdwijnt als sneeuw…inderdaad. Dan op het gemak alles inpakken en opbinden. Om even over negen is het tijd om de KTM te starten. Een spannend moment. Want Superdukes hebben de pest aan starten na een nachtje vrieskou. De accu heeft nauwelijks voldoende capaciteit om de zware tweecylinder door de compressie heen te drukken en steenkoude, dus dikke, motorolie helpt dan bepaalt niet. Het is daarom dat ik in dit soort omstandigheden een kleine startbooster meesleep. Een gewaarschuwd mens… Een druk op de knop volstaat echter. Het dingt knort. Mooi! En op pad.

Richting Vianden. Een mooie stuurweg. Tot ik een viertal auto’s voor me zie die over de weg kruipen. Ze rijden net iets meer dan stapvoets. Voorop een motorrijder. De oorzaak van de kruipgang. Wat is dit nou? Ik rijd de auto’s voorbij en krijg de motorrijder in beeld. Het is een zij. Een dame. Die met het zweet in de bilnaad (denk ik) de scherpe bocht ziet naderen en geen flauw idee heeft hoe dit moet. Ach gussie. Ik voel enig medelijden. Maar meissie, als je dit zo angstig vindt, waarom ga je hier dan rijden met je brommer? Denk ik. Maar veel tijd voor diepe zieleroerselen heb ik niet want die bocht komt ook voor mij dichterbij. Ik taxeer even, schroef de gaskraan open, rijd de dame-met-de-klotsende-oksels voorbij, mik de KTM op één oor en trek hem de bocht door. Ik vind dit wél leuk. Het is niet voor niks dat ik graag in Luxemburg rijd. De dame moet de KNMV maar bellen. Die hebben hier goede cursussen voor.

Vianden heeft wat borden met Deviation neergezet, om onduidelijke redenen maar het maakt dat ik wat ronddool. Voor zover er wat te dolen valt want zo groot is Vianden niet. Ergens in een straatje sla ik linksaf maar in al mijn gepuzzel zie ik de man met zijn hondje op het zeebrapad volledig over het hoofd. Ik merk het pas als ik hem voorbij pruttel. De man roept iets. Met zo’n grote Shoei op mijn hoofd kan ik er geen touw aan vastknopen maar “Arsloch” is een goede gok, vermoed ik.

Tot een uur of één rijd ik in Luxemburg. Müllerthal. Schitterende natuur. De weg er doorheen kan weer. Twee jaar (of alweer drie jaar?) geleden was het dal overspoeld door extreme regenval en was de weg verdwenen. Nu is het weer als vanouds. Je kan hier ook prachtig wandelen. Hebben Olga en ik een keer gedaan. Aanrader! Dan mag ik een stukje Frankrijk, waar geen bal aan is. Dan weer terug Luxemburg in voor een tank goedkope (één euro eenenzestig is niet heel goedkoop meer) benzine. Bij de pomp scoor ik een broodje en besluit wat verder te doen. Lang verhaal kort: ik breek af en zoek de snelweg op. Dan ben ik rond de klok van vijf weer thuis. Het is de altijd gezellige en pittoreske weg naar Brussel, dan Antwerpen, dan Rotterdam. Het liefste spring ik er overheen maar de KTM ontbeert (nog) die optie. Jammer. Lekker doorrijden kan ook al niet want druk, druk, druk.

Cruise-controllers. Leuke mensen. Joop rijdt honderdtwintig, Jaap rijdt honderdeenentwintig. Jaap gaat Joop inhalen. Jaap is er zoéén die de knopjes op het stuur graag vetvrij houdt. Dus Jaap blijft er vanaf. Het duurt en het duurt. Gezellig naast elkaar. Joop rechts, Jaap links. Joop gaat ook honderdeenentwintig rijden. Jaap kijkt stoïcijns voor zich uit. Gezicht op “dom”, blik op “oneindig”. Ik zie dit alles omdat ik er vlak achter rijd. Ik zwenk wat heen en weer, voor het vertier. Noem het amusement. Joop en Jaap zien niks, horen niks, weten niks, snappen niks. Dan word ik het zat. Tussen Joop en Jaap zit een ruime twee meter. Een KTM Superduke is met honderdvijfentachtig paardekrachten een fijn ding. Even zwenken met de pols en ik ben er tussendoor. Opzouten. Ik zwaai nog even vriendelijk. Zie ik nou een mddelvinger?

Inderdaad, om vijf uur keurig thuis. Missie geslaagd. Ik ben klaar voor het grote werk

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.