Nog even naar de Dollemieten – 4

De wekker gaat. Ik stap uit en bed en ruk de gordijnen open. In die volgorde. Andersom lukt niet. De lucht is strakblauw. Kijk, daar doen we het voor. De nattigheid van gisteren was eenmalig. Vandaag rijden we een route ten noord-oosten van Molveno, ruim om Trento heen zeg maar. We mogen driehonderdtwintig kilometer gummen. Even over negen gaan Anton, mijn kamergenoot, en ik op pad. Met zes graden is het fris. Koud asfalt, koude banden, we doen het kalm aan. Predazzo. Een skidorp. Ik noem het omdat Olga, ik en familie daar een aantal jaren geleden er op de lange latten gestaan hebben. ‘s-Winters, toen dat witte spul er lag. Over Predazzo valt weinig te melden. Ski je niet? Blijf er dan weg. Er vlakbij ligt echter de Passo Rollo. Daar mogen we overheen. De pas ligt op ruim negentienhonderd meter. In mijn motordisplay begint een waarschuwing te knipperen. “Ice warning” lees ik. Mijn motor praat Engels. Ik check de temperatuur, dat kan KTM namelijk ook, en het apparaat vertelt mij dat het twee graden is. Juist. Het voelt koud. Het is ook koud. Bovenop de pas parkeren we de brommers en duiken we een Stube in en doen er koffie met een Torte. Die smaakt prima.

Na de Rollo omlaag en dat is leuk sturen. In het dal is de temperatuur weer opgelopen naar een prettige veertien graden. Veel beter. We mogen nog meer leuk slingerwerk doen. Dan zie ik middenin een ruime haarspeldbocht een paar bankjes in de zon in een klein parkje. Het is één uur, een mooi moment om even te stoppen. Jassen uit, helmen neer, ik laat de bankjes voor wat ze zijn en plof in het gras. Eigenwijs? Ja, dat klopt. Een beetje internetten. Ik gooi mijn bril af, dat leest makkelijker. De bril schuif ik over mijn knie. Rare gewoonte, ik weet het. Na een half uur weer verder. Ik sta op en loop naar de motor. Oh ja, die bril. Waar is ie ook alweer? Niet meer op mijn knie. Die zal dus gevallen zijn. Zoeken. Ik vind hem terug in het gras. In drie stukken. Ben erop gaan staan, denk ik. Daar kan het ding niet tegen. Nogal jammer. En nu? Geen reservebril bij me. Nooit eigenlijk. Stom. Dan maar verder zonder bril. Jules de Corte hield de vangrail vast. Dat kan ik ook. Alleen, geen vangrail. Dan maar niet. Nou is de mazzel dat mijn ogen niet zo slecht zijn dat ik absoluut niet zonder bril kan. Een sterkte van min 1. Da’s alles. En dus rijd ik verder. Het beeld in de verte is niet haarscherp maar het gaat. Ik kan de verkeersborden niet lezen maar die lees ik toch nooit. Wat moet je met al die borden? Niks.

Ergens vlakbij Trento heb je de Monte Bondone. Wij omhoog. Een brede, prachtige weg met alleen maar bochten. Er zit geen recht stukje tussen. Ik heb bewondering voor de architect die kans heeft gezien om zo’n weg tegen een bergwand aan te vouwen. Het is gasgeven, remmen, kappen en draaien. Een feestje. Dat wordt straks afzien terug in Nederland. Met alleen die paar op- en afritten en dat ene klaverblad bij Gorinchem. Op de Bondone ontmoeten we ook enkele andere reisgenoten. Zij hebben al net zulke pretlichtjes in de ogen als wij. Ja, ja. Motorrijden is een feest. In de Dollemieten dan. Oh ja, bovenop de Bondone is er een mooi uitzicht. Nou vooruit, laat ik een fotootje maken.

Om half vier zit de rit erop en zijn we terug in het hotel. Het terras ligt vol in de zon. Heerlijk. Diverse reisgenoten zitten al onderuitgezakt te sudderen met een goudgele rakker in de hand. Het leven is goed. Ook zonder bril.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.