Alleen naar de Pyreneeën – dag 9. Espinal

Om kwart voor tien ‘s-ochtends naar de receptie. Afrekenen. “Fourteen euro’s”, versta ik. Prima. Net prijsje. Dan zie op het scherm van de receptiedame iets anders staan. Veertig euro. In het Engels klinkt dat bijna hetzelfde. Zo. Hallo. Da’s pittig. Met afstand de duurste overnachting tot nu toe. Ik snap het wel. Een grote, populaire camping met alles erop en eraan vlakbij het strand. Daar betaal je voor.

De route, die ikzelf heb uitgezet zoals alle routes die ik rijd, voert me een stukje langs het strand, dat ik vanaf het hoge duin waarop ik rijd mag bewonderen. De lucht zit potdicht maar het is droog en koud is het totaal niet. Dan gaat de weg omlaag en krijg ik een wasbord. Niet alle wegen in Spanje zijn geweldig, weet ik inmiddels. Wat echt opvalt zijn de wielrenners. Pezige, afgetrainde mensjes zonder een grammetje vet. Jaloersmakend! Puffend, zwetend en blazend de berg op in een slakkegang. Da’s minder jaloersmakend. Tot aan de camping waar ik in de middag zal aankomen krijg ik ze om mijn oren. Honderden, duizenden. Is het nationale fietsdag? Of is dit normaal op een zaterdag? Geen idee. Ze rijden in groepjes, in pelotons, of gewoon alleen. Werkelijk overal. En ze blijven niet netjes langs het randje rijden. Gewoon midden op de weg. Zie maar dat je erlangs komt. Voor mij als motorrijder is dat een peuleschil maar voor auto’s niet. Die zijn gedwongen erachter te blijven pruttelen tot ze kans zien er voorbij te komen. En daar zit ik dan weer achter. Maar geen getoeter of gemor, men blijft correct. Ik natuurlijk ook. Zo’n fietser wil ik niet van zijn zadelpen tikken. De fietsers verblikken of verblozen niet. Ze voelen zich als god in Frankrijk. Wat gelul is want ze zijn niet in Frankrijk. Het betekent wel opletten geblazen want ik kom op fantastische stuurwegen terecht waar ik toch wel een pittige gang heb. Dus ik let scherp op hoe het eruit ziet en ik houd meestal het midden van de weg, aannemende dat die fietsers toch wel langs de rand fietsen. Hoop ik.

Alles gaat gesmeerd. Verder het binnenland in breekt de lucht steeds verder open en wordt het warm. Rond één uur in de middag besluit ik te pauzeren. Daarvoor kies ik een benzinepomp uit. Dappere dorst heeft de KTM nog niet maar ik besluit toch af te tanken. Daarbij is het prettige van bemande pompen dat ze meestal wat eetbaars e.d. hebben. Ik trek een doosje sandwiches uit het rek, een jus d’orange en een stukje chocola. Naar de kassa. De dame begint tegen me aan te lullen. Ik kan er geen touw aan vast knopen Ik maak duidelijk dat ik uit een heel ver, vreemd land kom en geen idee heb waar ze het over heeft. Maar de dame is een bijter en houdt vast. Het gaat over die jus d’orange begrijp ik ineens. Met handen en voeten, pen, papier en rekenmachine gaat ze dapper door en maakt me duidelijk dat ze dat spul veel te duur vindt. Ze wil me naar een flesje water hebben! Tsja. Ik vind het reuzelief van de schat dat ze me geld wil besparen maar ik wil dat toch graag zelf uitmaken. Ze blijft onverzettelijk. Ik smelt en geef toe. Water, dus. Opgelucht gaat ze op de kassa aan het werk en bespaar ik tweeënhalve euro. Poeheee, wat een service! Of haar baas dat ook vindt laat ik even in het midden. Op het parkeerterrein zoek ik een plekje in de schaduw en nuttig ik de sandwiches. Met een slok water.

Bij de volgende pomp scoor ik mijn jus d’orange.

Waar Marc Marquez (een heel beroemde Spaanse motorcoureur, voor de outsiders onder u, die alle botten in zijn lijf inmiddels met bouten en moeren aan elkaar heeft zitten), zijn vingervlugheid vandaan heeft is volkomen verklaarbaar. Ik kom, net als gisteren, wegen tegen waar jongens zoals hij het betere sturen met de paplepel krijgen ingegoten. Het is ook volstrekt logisch dat ik straks, als ik weer thuis ben, die KTM in de schuur parkeer en hem een jaar niet meer aankijk. Tot ik volgend jaar weer naar Spanje mag. Want als je eenmaal hier hebt rondgereden en dat vergelijkt met de A20, A12 en A16…. No need to say more. Het is één van de redenen dat ik graag hierheen ga. En het landschap, en het klimaat. Dat ook. Natuurlijk.

Rond drie uur in de middag vind ik de geplande camping. Met dertig graden ben ik inmiddels aardig gaargekookt in mijn leren motorpak. Ik had dat kunnen wisselen voor mijn doorwaaipak maar ik dacht: ach, voor dat ene uurtje. De camping is redelijk bevolkt met vooral campers maar er is nog ruimte zat voor een tentje van twee vierkante meter. Ik reken meteen de kosten af: tweeëntwintig euro. Redelijk. Ik zet het ding op bij een bosrand want daar is schaduw. Er is een Nederlands echtpaar (zie ik aan het kenteken) dat voor een camper in de zon zit. Ik maak een praatje en krijg een bak koffie aangeboden. Heerlijk. Daarna verken ik de camping. Er is een kampwinkel. Open tot één uur. Daar heb ik niks meer aan. Er is geen zwembad. Jammer. Er is een restaurant. Van het Nederlandse echtpaar leer ik dat de pizza voortreffelijk is. Vanaf half acht kan ik daarvoor terecht. De Spanjaarden eten nogal laat. Dat was me al bekend. Ze liggen ook tussen twaalf en drie op hun bed te meuren. Maar dat is misschien een goede gewoonte.

Pizza, dus. Ook weer eens prettig.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.